| 1 | Een lied Hammaaloth. Uit de diepten roep ik tot U, o HEERE! |
| 2 | HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen. |
| 3 | Zo Gij, HEERE! de ongerechtigheden gadeslaat; HEERE! wie zal bestaan? |
| 4 | Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt. |
| 5 | Ik verwacht den HEERE; mijn ziel verwacht, en ik hoop op Zijn Woord. |
| 6 | Mijn ziel wacht op den HEERE, meer dan de wachters op den morgen; de wachters op den morgen. |
| 7 | Israel hope op den HEERE; want bij den HEERE is goedertierenheid, en bij Hem is veel verlossing. |
| 8 | En Hij zal Israel verlossen van al zijn ongerechtigheden. |